Nederlands fabrikaat

Popmuziek die in Nederland werd gemaakt in de jaren zestig en zeventig, was heel divers. Toch heb ik de illusie dat er een gemeenschappelijke noemer is. Al is het maar dat ik die muziek hoorde op een leeftijd waarvan de deskundigen zeggen dat je zeer bevattelijk bent voor nieuwe indrukken. 

 

Iedereen is van de wereld. Een nummer van Thé Lau voor zijn band The Scene. Nooit erg opgevallen, zeker in 1990 niet, toen het nummer uit kwam op Blauw (met inderdaad ook het andere bekende nummer, Blauw). Nu is het een klassieker en kent vele versies. 

Iedereen is van de wereld

(The Scene, Thé Lau, 1990)

Teach me to forget you. Een van de liefdesliederen van Wally Tax. Hij zong het een stuk stoerder dan ik. Maar mijn versie klopt wel beter bij mijn herinneringen aan die tijd. 

Teach me to forget you

(Wally Tax & The Outsiders, 1967)

Drinking on my bed. Pianist Rob Hoeke was een fenomeen in de Nederlandse popscene van de jaren zestig en zeventig. Met veel boogie woogie (Margio), maar ook met popliedjes, zoals dit verdrietige nummer over een verloren liefde. Hij is er overheen gekomen, natuurlijk. Overigens was hij ook automonteur, wat hem bij een kleine reparatie in 1974 twee vingers kostte. Lastig voor een pianist, maar hij speelde door.

Drinking on my bed

(Rob Hoeke Rhythm and Blues Group, 1968)

Summer is here. Een zwijmelnummer uit de summer of love. Brengt herinneringen terug aan zomerkampen, kampvuren en beginnende verliefdheden.  Lang haar, zoals vooral van zanger Wally Tax was een statement. Overigens: ik had een kort geknipt koppie in die tijd. 

Summer is here

(Wally Tax & The Outsiders, 1967)

Rock and Roll Junkie. Rockster Herman Brood. Op het eerste gezicht een niemandalletje dit nummer, maar wel lekker.  In het laatste koeplet lijkt hij vooruit te blikken op een gebeurtenis die vele jaren later plaats heeft gevonden. 

Rock and Roll Junkie

(Herman Brood and His Wild Romance, 1978)

The Life I Live. De grote hit van Q65, een Haagse beatgroep die in zijn tijd minstens zo beroemd was als The Golden Earrings. The Earrings voor de meisjes van de mulo en de Q voor de jongens van de LTS, zoals Peter Vink, de bassist van Q65 vertelt. Een hoop lol, dat straalt er van af. 

The Life I Live

(Q65, 1966)

Ik Heb Geen Zin Om Op Te Staan. Bob Bouber, oprichter en zanger van ZZ en De Maskers (Dracula, Ik heb genoeg van jou), richtte de groep Het op (denk aan The Who). Hij speelde er niet in, maar maakte wel de liedjes. Zoals deze, een protestlied in die tijd. Andere tijden, ja. Hoewel: het arbeidsethos is weinig veranderd. Daarom is het eigenlijk heel modern. Bouber liet een ledikant op wieltjes beschilderen, zette het op De Dam met de Het-leden erin: opstopping, reclame! Het liedje werd zo bekend, dat ergens in 1966 een "beatband" in de Gereformeerde Kerk in het suffige Zoetermeer (5.000 inwoners) het lied Ik Heb Geen Zin Om Naar De Kerk te gaan op het repertoire bleek te hebben. Revolutie!

Ik Heb Geen Zin Om Op Te Staan

(Bob Bouber, Het, 1965)

Van top tot teen. Een nummer van Ray Davies voor Dave Berry, maar dan in de hertaling van fenomeen Jan Rot. 

Van top tot teen

(Hertaling This Strange Effect, Jan Rot 2006)

De hoogste tijd. Oorspronkelijk was dit een instrumentaal nummer: Parisien. Geschreven door Roger Cook en uitgevoerd door het orkest van Frank Weir in 1962. Het werd gebruikt als herkenningsmelodie van een detectiveserie: When The Bough Breaks, een soort Maigret.  In 1969 maakte Rudi Carell er een Duitse tekst op over een moeilijke liefde: Ich geh' an deinem Haus vorbei voor een van zijn shows. Maar het allermooist is zijn Nederlandse tekst van een jaar eerder: het nostalgische De hoogste tijd. 

De hoogste tijd                                         

(Rudi Carell, 1968)